Eeuwelingen
Eeuwelingen

Eeuwelingen: 'Ik bedenk steeds iets om naar uit te kijken'

Ze overleefden alles. De crisisjaren, de oorlog – waarin ze vochten, trouwden of onderdoken. Ze groeiden op in het interbellum, maakten de Watersnoodramp mee, de opkomende welvaart, vrouwenemancipatie en de coronacrisis. Ze traden in – vijfentachtig jaar geleden – in het klooster, of trouwden met de handschoen. Ze zijn baron of droegen kleding van de armenzorg en werden uitgefloten. Ze zijn honderd en ouder, en ze weten (bijna) alles nog: de nieuwe generatie eeuwelingen.                                                  

Steffie van den Oord vroeg honderdjarigen – een groeiende bevolkingsgroep – het hemd van het lijf. Hoe was hun eeuw? En wat is hun geheim waardoor ze zo oud wisten te worden? Ze schreef er twee boeken over. De 100-jarige Volkskrant maakt er een geweldige serie van. Ze staan terecht in de belangstelling.

Eeuwelingen, een woord voor een bevolkingsgroep die tot voor kort nog niet bestond, maar nu steeds meer mensen telt. Het zijn er in Nederland zo’n 2.500 en de meesten van hen zijn vrouw. Dan moet je zo ongeveer nog de enige van je eigen familiegeneratie zijn en in honderd jaar of meer heel veel meegemaakt hebben. Sommige verhalen zijn een roman op zich. Een van hen, de inmiddels overleden Paul Moerman, zegt het zo: “Toen ik een jaar of dertien was liep ik tussen de koeien te filosoferen: hoe moet je ooit tachtig worden? Dat was de uiterste limiet, dat was een soort eeuwigheid – die kun je niet overzien, da’s buiten onze horizon. En nu ben ik nota bene honderdvier.” Hij begon nooit aan een computer, was al tachtig toen ze opkwamen. Als er een brief komt, typt hij er eentje terug.                                                                                                       
In de boeken en in de krant staan de levensverhalen van mannen en vrouwen. Lange verhalen natuurlijk en zo opgeschreven dat ze een portret schilderen van de mens en zijn geschiedenis. Ze schetsen het beeld van een hele eeuw, waar wij als lezers ergens zijn ingevoegd en waarvan we zeker onderdelen herkennen. Hendrikje van Andel, ze was van 1890 en honderdtwaalf toen Steffie van den Oord haar interviewde, had een motto dat misschien wel voor alle eeuwelingen opgaat. Ze zei: “Ik vertík het om chagrijnig te worden.” Ondanks wat ik een onmogelijk zwaar en hard leven zou noemen, met dankbaarheid en humor terugkijken en met vertrouwen aan de nieuwe dag beginnen. Wim van Vollenhoven zegt het zo: “Nu, op mijn 100ste, is mijn grondgedachte: ik heb een portie te leven en daarvan heb ik het grootste deel opgesnoept. Wat nog resteert, heb ik zo goed mogelijk te besteden. Dat doe ik door de hele dag in touw te zijn. Ik bedenk steeds iets om naar uit te kijken.”

Ik kijk tegenwoordig extra uit naar de krant van maandag (met het interview van een 100-jarige) en dinsdag (met het portret van een kind in zijn of haar slaapkamer). Het perspectief van een 10-jarig kind is anders dan dat van een 100-jarige. Natuurlijk! Maar ik leer van hen allebei. Van de onbevangenheid, dromen en idealen van kinderen, maar zeker ook van de dappere, blijmoedige levenswijsheid van veel eeuwelingen. Een ideale combinatie! En: ik bedenk ook elke dag iets om naar uit te kijken.

(*)Titel: Eeuwelingen (levensverhalen van honderdjarigen in Nederland) en Nieuwe Eeuwelingen.    Auteur: Steffie van den Oord

 

 

Een blog van Anjo Geluk-Bleumink, voorzitter van de Denktank 60+ Noord, een (netwerk)organisatie die uitsluitend met vrijwilligers werkt. Maart  2022

 

Plaats een reactie
Reacties